Inleiding
De Duitse Dog maakt als jonge hond in een zeer korte tijd in vergelijking met vele andere rassen een snelle groei door. Hij gaat van een geboortegewicht van ± 500 gram naar een eindgewicht voor een reu van ± 80 kg.
Qua hoogte en lengte van de benen ontwikkelt de Dog zich tot een maximale maat in ongeveer 13 maanden: de groeischijven, d.w.z., de plaatsen in het been waar de lengtegroei plaatsvindt, zijn dan gesloten. Verdere ‘breedtegroei’ en toename van massa vindt nog wel plaats tot een leeftijd van 2½ jaar ! De groei van het skelet vindt plaats o.a. door rijping en verkalking van kraakbeencellen.
Dit gebeurt met name in de eerder genoemde groeischijven. Het blijkt dat deze groei enigszins stootsgewijs optreedt.
Grootte, massa en groeisnelheid maken de Duitse Dog tot wat hij is: een gigant.
Echter deze kenmerken kunnen leiden tot een aantal gezondheidsproblemen, zeker als de levensomstandigheden (voeding, beweging en verzorging) niet zijn, zoals ze horen te zijn. In het navolgende stuk zal ik in het kort uiteenzetten hoe men, rekening houdende met de speciale eigenschappen van de Duitse Dog, zoveel mogelijk de gezondheid kan bevorderen, zo min mogelijk geconfronteerd zal worden met problemen, en maximaal plezier zal kunnen beleven samen met hem.
We zullen zoveel mogelijk aspecten overlopen van het leven van de hond, beginnend vanaf het moment van aankoop bij de fokker, meestal als hij nog bij zijn nestgenoten is, dus op ± 6 weken leeftijd, tot het moment dat onze Dog tot de ouderen gaat behoren.
De leeftijd waarop de pup het nest verlaat om naar de nieuwe eigenaar te gaan is meestal 8 à 10 weken. Daardoor is de verantwoordelijkheid van de fokker voor de goede opgroei, een optimale gezondheid en een normaal gedrag, groot.
Een goed contact en overleg met de fokker, samen met uw dierenarts, in geval van eventuele problemen of vragen over de gezondheid is daarom erg belangrijk.
In breder verband, is het welzijn en de gezondheid van de Duitse Dog een taak voor de organisaties die zich met de fokkerij en begeleiding hiervan bezighouden, zoals de B.D.D.C. en de KMSH.
Het inventariseren en analyseren van gezondheidsproblemen en het vervolgens geven van adviezen en maatregelen is iets dat de komende jaren steeds belangrijker zal worden.
Informatie is het sleutelwoord!
De opgroeifase
Van pup tot volwassen hond:
Iedere liefhebber die een Dog aanschaft, begint met de moeilijkste fase in het leven van de hond, de opgroeifase. Karakter, gedrag, uiterlijk en gezondheid worden in deze periode gevormd en ontwikkeld. Echter, de genetische basis bepaalt vele zaken waarop we een wisselende invloed kunnen uitoefenen met optimale verzorging, voeding en beweging.
We moeten ons realiseren dat de diverse lichamelijke- en gedragskenmerken ieder een verschillende erfelijkheidsgraad hebben.
Een voorbeeld hiervan is de kleur van de Dog: deze is in zeer hoge mate erfelijk bepaald.
Je kunt hier door middel van de verzorging maar een zeer beperkte invloed op uitoefenen. Een ander voorbeeld is de heupdysplasie of HD, waarvan we aannemen dat de erfelijkheidsgraad ongeveer 30% is. D.w.z.: het tot uiting komen hiervan, is grotendeels van verzorging- of milieu-invloeden afhankelijk. Echter het blijft een aandoening met een erfelijke basis: deze moet er zijn, anders komt de HD niet tot uiting.
Optimale opgroei vraagt om regelmaat in voeding, beweging en verzorging. Nu zijn juist deze factoren lastig om exact te beschrijven. Toch zal ik hieronder enige richtlijnen aangeven die kunnen bijdragen tot een maximale gezondheid.
De voeding
Een optimale voeding staat borg voor een normaal groeipatroon, zonder over of ondergewicht, en een goede gezondheid, waarbij alle lichaamsactiviteiten prima kunnen functioneren. Voeding moet smakelijk zijn: het is erg vervelend als de hond zijn voedsel slecht wil eten.
De verteerbaarheid dient zodanig te zijn dat er een goed gevormde ontlasting is, die 1 à 2 maal per dag gebracht word. Er mag geen neiging zijn tot herhaald kleine beetjes (na)persen bij de ontlasting bij de hond.
Een aantal punten m.b.t. de samenstelling van het voer zijn van belang:
- Tijdens de groei is er een (licht) verhoogde behoefte aan de meeste ingrediënten van de voeding.
- De energiebehoefte bepaalt de hoeveelheid voer die de Dog opneemt.
- De hoeveelheid ‘droge’ voedingsstof is afhankelijk van het type voer: voor brokken is dit ± 90%, voor blikvoer 20-25%, voor vlees ± 30% (pens).
- Het is beter een aantal malen te voeren dan het voer de hele dag te laten staan: zowel vanuit controle (eet hij het voer en hoeveel), als vanuit de hygiëne.
De beweging
Een normaal bewegingspatroon houdt in dat men, rekening houdend met de leeftijd van de pup, langzamerhand meer en eventueel ook vaker gaat lopen met het ouder worden.
Men kan de pup in de eigen omgeving (tuin en huis) gewoon wat rond laten lopen. Hierbij bepaalt hij zijn eigen tempo. Als er gewandeld wordt, dan bij voorkeur aan de lijn. Met mate, kan de hond bijvoorbeeld in het bos of op het strand losgelaten worden, waarbij men voorzichtig moet zijn bij het spelen met andere volwassen honden; dit is vaak de omstandigheid waarbij blessures zich kunnen voordoen.
Trappen lopen of een sprong maken is een beweging die elke jonge en oudere hond moet kunnen maken, echter voor de eerste keer, ook weer met mate. Het jonge skelet ven de Dog is kwetsbaar en gevoelig voor overbelasting.
Vanaf de leeftijd van ongeveer 9 maanden kan men de hond geleidelijkaan ook langs de fiets meenemen voor wat korte afstanden.
De verzorging
In dit gedeelte zal ik me beperken tot de noodzakelijke verzorging in het kader van de gezondheid en ziektepreventie.
De volgende zaken zijn van belang:
- Het regelmatig ontwormen: vanaf de komst als pup totdat hij een half jaar oud is, kan men hem het best elke maand ontwormen. Daarna volstaat eens in het half jaar. Er zijn goede orale pasta's of tabletten die tegen meerdere wormsoorten en ook de wormlarven werken. Het ontwormen kan gemakkelijk door uzelf uitgevoerd worden.
- Het preventief inenten : ter voorkoming van een aantal virus- en bacteriële ziektes dient de hond te worden ingeënt. Het inentingsschema is als volgt:
6 weken: 1° inenting (hondenziekte en parvo)
9 weken: 2° inenting (parvo en ziekte van Weil)
12 weken: 3° inenting (cocktailinenting; o.a. parvo/ Weil/hondeziekte/ hcc)
16 weken: 4° inenting (eventueel herhalen van parvo/ Weil, in geval van reis naar buitenland: hondsdolheid of rabiës).
Het inenten dient door uw dierenarts te gebeuren. Deze verzorgt hierbij:
- De gezondheidscontrole: bij de inenting op 6 weken controleert de dierenarts alle pups op bepaalde afwijkingen, waarvan in het inentingspaspoort een aantekening gemaakt wordt. Nadat de pup bij de nieuwe eigenaar is gekomen wordt deze controle herhaald bij de enting van 12 weken. Sommige aangeboren of erfelijke gebreken kunnen hierbij eventueel naar voren komen, en daarnaast kan men terecht met vragen over de pup.
- De uiterlijke verzorging: men kan de hond gerust wassen in tegenstelling tot wat velen denken. Een speciale hondenshampoo is wel aan te raden. De nagels kunnen, indien ze vanzelf niet slijten door het lopen, bijgeknipt worden. Normaal dienen ze in stand de grond juist niet te raken. Het is aan te raden het gebit schoon te houden door het te laten poetsen door een dierenarts. De mond is ook bij de hond potentieel een bron van chronische infecties en heeft als zodanig een invloed op de levensverwachting.
Het voorkomen van parasitaire infecties van de huid en vacht (vlooien, luizen, teken en schurftmijt) kan door wassen met speciale shampoos, druppels of sprays van een behandelingsvloeistof meestal om de 4 weken, het geven van tabletten (met name tegen vlooien) of poederen van de vacht. Het gebruik van vlooienbanden heeft bij een grote hond als de Duitse Dog in het algemeen niet zulke goede resultaten.
Specifieke verzorgingsaandacht:
De oren: regelmatig schoonhouden door middel van het spoelen met een oorreiniger
is aan te bevelen. Een wattenstaafje is uit den boze bij de hond. Het vuil wordt hiermee verder in de gehoorgang gebracht in plaats van eruit!
De ogen: droogmaken en verwijderen van oogvet en een eventuele traanstreep rond het oog, indien nodig. Bij sommige Doggen zijn de oogleden wat aan de ruime kant. Dit kan gemakkelijk wat irritatie veroorzaken met uitvloeiing tot gevolg.
De anaalklieren: de hond heeft 2 klieren onder de anus, waarmee hij zijn reukvlag op de ontlasting achterlaat. Deze kunnen verstoppen, waarbij irritatie kan optreden en meestal jeuk rond de staartbasis. Deze kan men zelf trachten leeg te knijpen of anders de dierenarts vragen dit probleem op te lossen.
De voorhuid van de reu: het af en toe laten vallen van een druppeltje voorhuidvocht is normaal voor een groot gedeelte van de reuen. Vindt men dit vervelend, of wordt het veel meer, dan kunnen penis en voorhuid worden gespoeld met een speciaal middel hiervoor.
Gezondheidsproblemen en hun behandeling
Een totaal overzicht van alle potentiële ziektes en aandoeningen zou het doel van dit boekje voorbij schieten; daarom heb ik getracht in het kort en in begrijpelijke taal een lijstje te geven van de meest voorkomenden. Daarnaast vindt u een behandelingsadvies; uiteindelijk dient de eigen dierenarts en voorkomende gevallen de specifieke behandeling te geven.
Bewegingssysteem (orthopedie):
Groeistoornissen van gewrichten en botten:
Bij de jonge hond komt dit regelmatig voor. Hierbij meer bij reuen dan teven. Soms meerdere gewrichten (Osteochondrosis Dissecansof OCD in schouder, elleboog, hak of knie. Elleboogdysplasie, losse stukjes bot in de elleboog. Heupdysplasie of HD, een misvorming van het heupgewricht, soms alleen de groeischijven, dat zijn de plaatsen waar het bot groeit ( Hypertrofische Osteo Dystrofie, met name onderbenen, voor en achter).
Heupdysplasie kan al op jonge leeftijd tot problemen leiden, zoals het slecht overeind komen, veel liggen, achter stijf of kreupel lopen, bunny-hopping, pijnlijk in de achterhand zijn, enz. Meestal vermindert de bespiering van de achterhand sterk. Het is een aandoening met een erfelijke achtergrond, die met behulp van röntgenopnames kan worden vastgesteld.
OCD is samen met de ED (elleboogdysplasie) een toenemend probleem, ook met een erfelijke achtergrond. De kwaliteit van het gewrichtskraakbeen gaat hierbij op specifieke plaatsen achteruit, kan zelfs los in het gewricht komen te liggen, waardoor kreupelheid en stijfheid kan ontstaan. Ook hier zijn röntgenfoto’ s het uiteindelijke diagnosticum.
In de benen zelf (boven- en onderbeen, voor en achter) komt enostosis voor, waarbij een plek ontstaat waar de verbening niet goed verloopt tijdens de groei, waardoor pijnlijkheid ontstaat. De behandeling bestaat in eerste instantie uit het afremmen van groeisnelheid door o.a. een strikt dieet (minder geven, goed uitgebalanceerde voeding), het vermijden van overbelasting (minder gewicht, aangepaste beweging), het geven van pijnstillers en ontstekingsremmers ( de zogenaamde nsaid’ s) en eventueel zelfs operatief ingrijpen.
Wervelkolomaandoeningen:
De meest voorkomende aandoeningen zijn:
De CVI, de Cervical Vertebrale Instabiliteit, ofwel de halswervelinstabiliteit, en dit wordt met name wobbler genoemd, waarbij door instabiele en misvormde halswervels, drukking ontstaat op het ruggenmerg. Hierbij gaat zenuwuitval plaatsvinden zodat de controle over de voortbewegingsspieren vermindert. Dit kan leiden tot slepen met de achterbenen, atactisch lopen, omvallen, trillende achterbenen, halspijnlijkheid en zelfs tot verlamming.
De behandeling is gericht op vermindering van druk op de zenuwen met medicijnen en eventuele fysiotherapie. Chirurgisch ingrijpen is in bepaalde gevallen ook mogelijk. Het is een afwijking met een zekere erfelijke achtergrond.
Spondylose, het simpelweg vergroeien van wervels met elkaar, is een ziekte die optreedt bij het ouder worden : elke hond krijgt er, als hij oud genoeg wordt, in meer of mindere mate mee te maken. Klachten lopen uiteen van ochtendstijfheid tot pijnlijke rug en (zelden) zenuwuitval. Soms ontstaat een acute verslechtering qua pijnlijkheid, doordat de door spondylose verstijfde rug, niet meer in staat is soepel bepaalde belastingen op te vangen.
De behandeling is pijnstilling, artroseremming, gedoseerde beweging, gewicht beperken.
Hartproblemen:
De bekendste is de congestieve cardiomyopathie, een hartspieraandoening, die leidt tot onregelmatige hartactie, onvoldoende bloedcirculatie, waardoor de honden vermageren, slecht eten, een verminderde conditie krijgen, het benauwd kunnen krijgen en zwellingen kunnen ontwikkelen (dikke buik). Ook hier is het mogelijk dat er een erfelijke achtergrond voor aanwezig is. Een ecg en echografie van het hart kunnen de diagnose bevestigen.
De behandeling bestaat uit hartspierversterkers, bloeddrukverlagers en vochtafdrijvende middelen, die een verbetering van de levensverwachting geven, maar echter niet oorzakelijk werken.
Maag- en darmproblemen:
Maagdraaiing:
Dit is een acute, potentieel levensbedreigende situatie, waarbij de maag door gasophoping steeds verder uitzet en gaat draaien in de buik. Dit leidt tot een enorm verdikte buik, waardoor de hond het benauwd krijgt, in shock kan gaan en kan sterven. Onmiddellijk naar de dierenarts in geval van een verdikking van de buik, meestal gepaard gaande met slijmen en overgeven, en het steeds slomer worden.
Allerlei oorzaken worden aangegeven (voeding, anatomie, ras, beweging, enz.), echter ook hiervoor is potentieel een erfelijke achtergrond.
Behandeling: direct ingrijpen! Slang inbrengen, puncteren of opereren, afhankelijk van de ernst en tijdsduur, waarin het ontstaan is. De prognose is hiervan ook sterk afhankelijk.
Slokdarmverwijding of megaoesofagus is een aandoening bij pups, waarbij de zenuwvoorziening van de slokdarmspier niet goed functioneert. Hierbij ontstaat een onvermogen om het voedsel goed van de keel naar de maag te transporteren, waardoor ophoping in de slokdarm ontstaat. Dit voedsel wordt dan op verschillende tijden weer terug opgegeven naar de mond, waarbij een groot verslikkingsgevaar bestaat, met als gevolg mogelijk verslik-longontsteking.
Een behandeling is er niet echt: advies is euthanasie.
Huidproblemen:
Infectieuze huidaandoeningen zoals schimmel, schurft en bepaalde bacteriële ontstekingen komen voor bij jonge honden. Huidafkrabsels en kweken, geven de diagnose. Het uiterlijke beeld is zeer divers.
De behandeling is sterk afhankelijk van het type verwekker, de prognose is normaal gezien goed.
Allergieën komen ook bij de Duitse Dog nogal eens voor. Bij de hond (in tegenstelling tot de mens) is de huid het primaire allergieorgaan. Het beeld is erg wisselend, de oorzaak wordt door uitgebreid onderzoek uitgewezen.
De behandeling kan bestaan enerzijds uit het ongevoelig maken voor de allergenen, dit is de zogenaamde desensibilisatie, of symptomatisch maken (dit is het onderdrukken van de verschijnselen).
Oogafwijkingen:
- Entropion (het naar binnen krullen van de oogleden, boven en/of onder)
- Ectropion (het naar buiten krullen en te ruim zijn van de oogleden)
Dit zijn beiden aandoeningen met een erfelijke achtergrond, die kunnen leiden tot beschadiging van de oogbol, pijnlijkheid, dichtknijpen van het oog, verhoogde tranenvloed, enz.
De behandeling bestaat uit zalven en eventuele chirurgische correctie.
Het omklappen van het kraakbeen van het derde ooglid; de hond heeft een derde ooglid in de neushoek van het oog, die zijn stijfheid ontleent aan een kraakbeenschijfje. Dit kan soms omklappen, waardoor het derde ooglid sterker zichtbaar wordt.
Vergroting van de klier van het derde ooglid; dit geeft uiterlijk een zelfde soort verschijning als de vorige.
De behandeling is operatief, tijdelijk kan er gezalfd worden ter bescherming van het oog.
Infectieziekten:
Parvovirus:
Dit veroorzaakt braken en diarree, al dan niet met bloed, bij jongere honden. Het kan potentieel levensbedreigend zijn. De pups worden hiertegen ingeënt, dit geeft echter geen volledige garantie op het voorkomen.
Ze worden sloom en suf, kunnen hoge koorts hebben, waterdunne ontlasting, witschuimig tot bloederig overgeven, sterk vermageren en willen niet meer eten.
De behandeling bestaat uit gerichte infusen ter ondersteuning van de lichaamsfuncties en medicinale behandeling, en een optimale algemene verzorging.
Kennelhoest:
Dit is een ziekte die door een aantal virussen en bacteriën kan worden veroorzaakt; we zien het in toenemende mate. Klachten zijn in het algemeen: hoesten, kokhalzen, vieze neusuitvloeiing, slecht eten, sloom zijn...
Het is geen levensbedreigende aandoening, echter kan het zeer hardnekkig en vervelend voor de hond zijn. Er zijn goede preventieve inentingen.
De behandeling is symptomatisch: luchtwegverruimende middelen, slijmoplossers, en eventueel het gebruik van antibiotica.
Tumoren en gezwellen:
Osteosarcoom:
Dit is een van de meest kwaadaardige en agressieve gezwellen. Het is een bottumor van de lange pijpbeenderen, die meestal vanaf 3 jaar kan optreden. Op het moment dat hij wordt gevonden, is hij reeds uitgezaaid. Het proces is in het algemeen zeer pijnlijk door oplichting en beschadiging van het botvlies.
De behandeling kan bestaan uit verlichting van de pijn, afremming van de celdeling en eventuele amputatie.
Weke delen tumoren:
Dit zijn verschillende typen gezwellen die voor komen bij onze Dog. De grootste groep vormen de huidgezwellen. De kwaadaardigheid of goedaardigheid is wisselend en kan pas bij verder onderzoek vastgesteld worden.
De behandeling is in de meeste gevallen chirurgisch.
Zenuwstelsel :
Epilepsie
Ook bij de Duitse Dog komen periodieke en aanvalsgewijze optredens van bepaalde elektrische ontladingen in de hersenen voor. Symptomen variëren van spiertrillingen tot het zogenaamde Grand Mal, waarbij de hond volledig in een krampsituatie komt, die een langere tijd kan aanhouden.
De behandeling, in ernstige gevallen, bestaat uit het dagelijks toedienen van medicijnen; hiermee voorkomt men en vermindert men opkomende aanvallen.
Agressiviteit, angst en andere gedragsafwijkingen
Het gedrag is een duidelijk voorbeeld van een eigenschap met een genetische basis, die door omgevingsfactoren kan worden gemoduleerd. Vandaar dat er zeer veel variatie bestaat in gedragingen van de diverse Doggen. Een Dog dient vrijmoedig, standvastig en gehoorzaam aan de mens te zijn.
De behandeling is sterk afhankelijk van de specifieke afwijking. In het algemeen langdurig, soms zelf onmogelijk